rondos.nl | Anderen over de Rondos

Anderen over de Rondos | Christo over de Rondos

Doe wat je zelf wilt

Op de vraag welke herinneringen me zijn bijgebleven en wat de meeste indruk heeft gemaakt in de periode dat de Raket en de Rondos furore maakte in de punk- en skin-scene eind jaren 70 in Rotterdam, hoefde ik eigenlijk niet eens zo heel lang na te denken.

Het heeft me sowieso veel gebracht, indertijd amper vijftien jaar was ik naarstig op zoek naar een identiteit, uitdagingen en avontuur.

Die vond ik in Huize Schoonderloo, op de 2e IJzerstraat 2, ook wel de Raketbasis geheten.

In die tijd vond ik school zes keer niks, de wereld om me heen kwam als beperkend bij me over en de maatschappelijke conventie om later te gaan voldoen aan huisje, boompje, beestje en een baan voor het leven vond ik ronduit beklemmend.

Opgegroeid in een nest vol vrijdenkers: eeuwig discussiërend over het ‘zuiver begrip’, Hegel, Nietzsche en Schopenhauer en ruziemakend over politiek en andere triviale zaken, zocht ik m’n eigen ding, zogezegd.

Mijn grootouders hadden in m’n jonge jaren een grote invloed op me, als negenjarige bladerde ik bij hen thuis, alleen boven op zolder, vele malen het schokkende fotoboek door van Ernst Friedrich’s Krieg dem Kriege, een verzameling foto’s van kapot geschoten frontstrijders uit de eerste wereldoorlog met daaronder bepaald niet opwekkende teksten. Dat beïnvloedde mijn state of mind over het wezen van oorlog en militaire ondergeschiktheid al vroeg.

Enfin, in het centrum van Rotterdam zag ik, waar nu de koopgoot ligt, ter hoogte van de ABN-AMRO voor het eerst de Rondos spelen: een groep jongens en meiden, wel een stuk ouder dan ik, die met kortgeknipte en geschoren hoofden, gehuld in uniforme kleding, in rode kistletters Raket op de achterzijde van hun leren jacks hadden gespoten en die vol passie en agressie de gevestigde orde uitdaagden. Tamelijk militant en dat lag me meteen.

 

... a black and white statement,

graffiti and aerosols,

 

destroy the entertainment

art in revolution calls...

 

Eind jaren zeventig werd er veel gestaakt in de Rotterdamse haven, met name in de Waalhaven op Zuid kwam het regelmatig tot schermutselingen tussen politie en havenstakers. Meerdere malen ben ik daar met m’n klasgenoten in de schoolpauzes gaan kijken.

Op het Doelenplein in de stad speelden, in m’n herinnering niet veel later, de Rondos tijdens een benefiet­optreden om geld op te halen voor de sta­kende havenarbeiders en dat vond ik wel mooi. Ik ontmoette Saskia de Vries, zij vertelde me waarom ze dat deden en nodigde me uit om een keer langs te komen op de IJzerstraat.

De volgende dag stond ik al voor de deur: kortgeknipte kop, spijkerbroek met omgeslagen pijpen, zwarte legerkisten, t-shirt en bretels. Ik was welkom en ben niet meer weggebleven.

Wat me van die tijd het meest bijstaat is, dat het een komen en gaan was van de meest wonderlijke figuren: hanenkammen, skins, punx, in alle kleuren, soorten en maten, van heinde en ver kwamen ze.

Voor mij als broekie was het vooral thuiskomen, ten allen tijde kon ik op de IJzerstraat langsgaan en blijven logeren, soms speelde ik met een aantal punx van m’n eigen leeftijd, bij een van hen thuis nog met plastic miniatuursoldaatjes: meestal WO II Duitsers en Brits-Nepalese Ghurka’s en voerden we hele veldslagen tegen elkaar, maar evengoed ging ik samen met hen en de Rondos mee naar optredens in den lande. Veel vaker naar KaaSee, aan de Gordelweg, zoiets als Kultureel Centrum, waar wij punx en skins een onderdak hadden. Nu staat er op die plek al enige jaren een tankstation.

Op Huize Schoonderloo was ik bijna dagelijks te vinden, na school of onder schooltijd, spijbelend, met een clubje vrienden (Saskia schreef dan voor ons wel even een briefje aan een conrector dat haar zoon vandaag ziek was of naar de dokter moest) om in de gemeenschappelijke ruimte te tafelvoetballen, gewoon rond te hangen, te kletsen, fanzines te lezen en televisie te kijken, er stonden er meerdere op elkaar gestapeld, zonder geluid, zodat je zelf kon kijken wat je wilde zien.

Eigenlijk was er ook iedere dag wel taart, dan kwam er weer een moeder of vader taart brengen, dan een willekeurige voorbijganger, of we bakten zelf, het kon niet op. Voor mij had deze periode, achteraf gezien, veel connecties met de imaginaire wereld van Pipi Langkous (mijn kinderheld), die als een vrijgevochten rebel een eigen villa (Kakelbont) bewoonde, op haar bed sprong met schoenen aan, een aapje en paard had, een koffer met geld en reuze sterk was.

Ik voelde me als vijftienjarige bevrijd, ik mocht daar op de IJzerstraat doen wat ik wilde en zijn wie ik was.

Soms waren we dagen achtereen stencils aan het rapen voor ons blad Raket. Tekeningen en foto’s werden op volstrekt eigen wijze gemaakt, in principe kon alles en maakte de kern van het collectief met elkaar de mooi­ste boekjes, (Red Rat) strips, buttons en aanzichtkaarten.

Rock against Religion was in die tijd een mijlpaal, bij een ingestorte kerk verzamelden zich achter een tafel een stel in zwarte overals en bivakmutsen gehulde punx, die de gevestigde godsdiensten aanklaagden, daarmee werd de aandacht gevestigd op het gelijknamige RAR-festival dat in KaaSee zou worden gehouden.

Daaraan denkend drijven flarden tekst uit het nummer Religion van PIL (John Lydon) bij me naar boven:

 

... Stained glass windows keep the cold outside,

while the hypocrites hide inside,

with their lies of statues in their minds,

where the Christian religion made them blind...

 

Eigen initiatief en samenwerking waren de sleutelwoorden in deze periode. Op het naambordje bij de bel stond K.K. Dubio, Kunstenaars Kollektief Dubio vermeld, een collectief van kunstenaars die aan politieke graffiti deden en met een drukkerij, muziek en optredens het gevestigde (kunst-) establishment bestreden.

Daarnaast werden er lp’s, ep’s en singles uitgegeven onder de naam King Kong Records, met als logo een aap gezeten op de Euromast, als bezemsteel, door de lucht gevlogen, vanuit het Red Rock Collectief van punkbands, waaronder: de Rondos, Rode Wig, de Sovjets en Tändstickorshocks. Wat een Zweeds merk lucifers al niet voor associatie weet op te wekken: een zwarte zwaluw op een bloedrood veld die in vogelvlucht een zware bom dropt!

Een heel blauwe maandag ben ik nog gevraagd als gitarist voor de Rode Wig, maar m’n muzikale talenten waren ver te zoeken, dus dat werd niks. Nou had je overigens niet veel nodig: een gitaar, een basgitaar, plectrum, versterkers, microfoon en een paar trommels en stokken en dan beginnen maar. Geënt op de Engelse punkscene (met name de Crass) maakten de Rondos naam onder de Nederpunx en die bands schoten werkelijk als paddestoelen uit de grond.

Aan de achterzijde van Huize Schoonderloo voerde een trap, met boven en beneden een stalen deur, naar een ondergrondse schuilkelder, ‘de bunker’ genaamd, ingericht als oefenruimte, een beetje vochtig en claustrofobisch, waar in het begin ook de Railbirds, Bunker en Revo oefenden.

Achteraf gezien een ongelooflijk creatieve tijd, waarin iedereen gewoon deed waar hij of zij zin in had en/of belangrijk vond.

Natuurlijk ontstonden er binnen en buiten de Rotterdamse punk-scene al gauw excessen: overmatig drank- en dopemisbruik, veel geweld en hevige polemieken tussen Crass-anarchisten en Raket-communisten, Nazi-skins en Red-skins. Veel nuance was er niet, het was zwart-wit, ideologisch, extreem en in zekere zin sektarisch en fundamentalistisch. Zij tegen wij.

Nadat het collectief aan de IJzerstraat zichzelf in september 1980 ophief, heeft het nog enige jaren geduurd voordat ik er helemaal klaar mee was.

Hoe dan ook is het zelf doen voor mij de essentie en de basis geworden voor mijn verdere leven. Ik doe wat ik wezenlijk vind, ben verantwoordelijk voor mezelf, heb daar(na) leren relativeren, geef mijn leven vorm zoals ik wil, ken ‘de matrix’ van binnenuit en ben er vrolijk onder.

 

Christo Motz, Rotterdam 23 maart 2008

volgende pagina
vorige pagina