Bam, knats, pengg, doingg
Ik ga na negen jaar middelbare school naar de kunstacademie. De kunstacademie was voor mij de meest voor de hand liggende opleiding. Ik kon aardig tekenen en had wat aan grafiek gedaan. Ik wou daar iets mee gaan doen. Geen idee wat, maar dat kwam nog wel. Na een basisjaar vol lessen over technieken, materiaalleer, kunstgeschiedenis moest er een keuze gemaakt worden. Tekenen, Schilderen en Ontwerpen (TSO) werd het. Maar niet lang, na twee maanden academisch gepriegel met als ultieme opdracht om schilderijen op postzegelformaat te maken stapte ik op. Ik koos toen het meer fysieke beeldhouwen. Handen uit de mouwen, meer de ruimte nemen. Een verademing na die postzegels. Ik dacht: geen ingeslapen academische kunst voor mij. De beuk moest erin, letterlijk en figuurlijk. Opdrachten werden omgebogen naar de energie, arbeid, het fysieke. Ruimtelijk en conceptueel moest het toen zijn. Maar ook concreet en tastbaar vond ik. 24h beeldhouwen bijvoorbeeld. Samen met Hans Leutscher een dag lang hakken in een blok marmer. Het gevolg: geluidsoverlast in de kantine, overal stof en stukken marmer en zeer geïrriteerde studenten en docenten. Een onbedoelde provokatie maar een uitermate concreet concept. Samen met Jan Rademakers vormde ik BAM (Body Art Music), een slagwerkduo dat was ontstaan in de kelder van de kunstacademie. Wij bouwden ons eigen instrumentarium van staal, hout, elektrische apparatuur, spuitbussen, fietsbanden, dikke stokken en stalen staven. ‘Het instrument’ stond centraal in onze performances die we op de academie, het conservatorium en een paar andere plaatsen gaven. Het kostte fysiek veel kracht, maar leverde veel energie — Bam, Knats, Pengg, Doingg. Staalpunk ver voor Instortende Neubauten... Maar Jan werd ziek, hij bleek leukemie te hebben en werd steeds zwakker. Na een performance (het laatste optreden) is ‘het instrument’ als schroot op straat blijven staan. En daarmee BAM opgeheven.
Pull, use and destroy
De tekst op de antiseptische verpakking van een injectiespuit. Jan stuurde de verpakking met daarin een geheel kapotgeslagen plastic modelvliegtuigje (een Spitfire, geloof ik) naar mij op vanuit zijn overdruktent in Dijkzigt. De beenmergtansplantatie die hij daar kreeg sloeg niet aan. Een paar weken later overleed Jan. M’n moeder was al een jaar eerder gestorven. De vervanging van haar kunstmatige hartkleppen voor nieuwe vroeg teveel van haar hart. Dat hakte erin. En nu Jan ook dood. Wat nu. Ik zocht de grootste balken uit het houtmagazijn en maakte beelden. Eenvoud, kracht, arbeid. Als een beeldhouwer, con forma... Ik boog ze, radbraakte ze, stopte letterlijk al mijn energie en boosheid erin. Als onderzoek, misschien therapie, en dat werkte. En gaf het hout terug: te krom of beschadigd om nog verder iets mee te doen... Heel eerlijk werk dat zagen de docenten ook: emotioneel, persoonlijk geladen en tegelijkertijd conceptueel verantwoord. Daar kon ik wel mee afstuderen. Een jaartje doorontwikkelen, eindexpositie en daarna exposeren in een Amsterdamse galerie. Dat ging mij iets te snel, ik wilde mijn mogelijkheden onderzoeken, niet na een paar experimenten worden vastgepind.
Koffie heren? Rondootje erbij?
Dus even terug naar de veilige academiekantine: koffie en een rondo, dat had ik nodig. De kantine: een paar tafels vol studenten, niks bijzonders... Wij van de beeldhouwafdeling zaten nog geen 3 meter van de koffiemachine (en de koeken): de eerste tafel rechtsvooraan was in principe van ons. Vaak stond hij in ons lokaal — i.v.m. performances van de avondafdeling. Onze tafel dus... George le Roy en ik zaten een keer in de kantine aan deze tafel. Wij spraken over de dood van Jan, George was een vriend van Jan en kende hem van St. Joost, Breda. Allie kende George en schoof aan, even later ook Willem ter Weele, waarmee ik en Jan een tijdje in de feestband Malibu Beach Band speelden. Waar Johannes van de Weert ineens vandaan is gekomen weet ik niet meer... Maar er ontstond een soort Zwarte Hand gevoel. Binnen de kunstacademie kon toen ogenschijnlijk alles: er heerste een liberaal individualistisch anarchisme: linksom of rechtsom, het kon allemaal. Iedereen die toen aan de tafel zat had een reden om juist die onduidelijke wetten en regels aan de kaak te stellen. Het kwam weer naar boven: Ik moet iets doen. Bam, Knats, Krunk. Docent Sjoerd Buisman gaf een feest met veel vis en drank, vertelde ik. En hij zocht een band voor z’n feest en liefst controversieel, Ik speelde in een band, vertelde ik hem, en we konden wel spelen... Controversieel? Natuurlijk! Een uitgelezen kans om de neo kunstkliek te shockeren. Ze waren wat gewend, dat wel. Dus het moest hard gespeeld worden... Pull, Use, Destroy was de naam van de band. Ultra korte nummers, covers van engelse punkbands. Op hoge snelheid op het publiek afgevuurd. Iedereen in verwarring. Wat was dat? Wie zijn dat? Ooh, ze zijn al weer weg...
Rondootje? Koffie erbij?
Punk was in, subversief. En paste in mijn denkraam. Het optreden op het kunstfeest smaakte naar meer. Dikke pret. Verder met die band. Krunk, Knark, Waahh. Eerst nummers van Wire, andere engelse bands en even later eigen nummers in dezelfde stijl. KK Dubio groeide uit, Huize Schoonderloo werd onze basis, we hadden alles: Rondos, Raket, en onszelf. We werkten hard, deden alles zelf, we werden een instituut, met veel mensen over de vloer. We werden ongemerkt idolen. Denk en doe zelf, zeiden we de fans, maar of het hielp... De stijl van de Rondos veranderde: alleen eigen nummers, politieker, strakker, conceptueler, soms bijna antipunk-punk. Het anarchieteken alleen voldeed niet. Want onderdeel van de punkmode. Andere symbolen erbij: hamer en sikkel, rode driehoek en het Red Rock teken (het teken stond op iedere verbindingsmof van onze cv buizen: linksom schroefdraad...)
De muziek werd eigenlijk steeds meer een middel, de koppeling met links politiek activisme, kraakbeweging, verZ, werd belangrijker. Niks mis mee, maar voor mij persoonlijk vaak te politiek korrekt, geen ruimte voor controverse, twijfel, humor.
Ik stap eruit
Tijdens de opnames van de lp loop ik muzikaal al uit de pas. Als bij mijn rijexamen sla ik rechtsaf terwijl de examinator linksaf aangeeft... een veeg teken. Te weinig Knark, teveel betekenis. Er zitten al luizen onder mijn keurslijf en ze kriebelen, ze jeuken. Maar ik wil verder. Rondos zijn goed en kunnen beter. Maar daarnaast wil ik ik m’n eigen kunst maken. Op zolder m’n eigen dingen maken. Maar onderhuids merk ik steeds meer dat mijn twijfel over alles wantrouwen opwekt. De politieke statements worden op persoonlijke titel uitgesproken maar we worden er wel als kollektief op afgerekend. In Huize Schoonderloo hadden wij allemaal ons eigen woon- en werkruimte zodat je ook privé/individueel kon leven/werken. Maar er was geen consensus over, er waren geen duidelijke afspraken. Als ik buiten het kollektief iets ondernam kon dat wel maar het werd niet geapprecieerd. Onuitgesproken en ongrijpbaar werden de verschillen. Ik werd er ongelukkig van. Dus het was beter mijn eigen weg te gaan. Begin 1980 stapte ik uit de Rondos en daarmee eigenlijk ook uit het KK Dubio.
Ik verhuis naar Heijplaat
Een groep kunstenaars en muzikanten hadden in november 1979 een aantal barakken van de voormalige Quarantaine Inrichting bij Heijplaat gekraakt. KK Dubio had ze geadviseerd hoe ze het bij de instanties moesten aanpakken. De groep (Stichting Beeld en Geluid) hield zich toen als kollektief bezig met theater en muziek. Individueel hadden ze allemaal een eigen woon- en werkplek. En een gezamenlijke keuken net als in de IJzerstraat. Koken kon ik dus al: er was nog wel een plek voor mij vrij. Eerst een kleine ruimte, maar wel met veel tuin. Na verloop van tijd veranderde de samenstelling van de groep, ze werkten meer individueel of aan kleinere projekten of ze verhuisden. Jan Willem van Mook, Rutger van Otterloo en ik startten een illegaal radiostation Radio Partyline met veel alternatieve muziek, ingezonden items, reportages. Toen Onkruit bij de RDM een duikboot wilde bezetten en ons doodleuk opbelden of we even aktiezender konden zijn, zijn we uit voorzorg door de politie en de opsporingsdienst opgerold... In 1983 verhuis ik intern en komt mijn huidige partner Lowieke Duran met haar zoon Niel naast mij wonen. Wij zorgen om de beurt voor Niel zodat we allebei ons eigen werk kunnen doen.
Da’s andere koek
JW, Rutger en ik vormden in dezelfde tijd ook een band: Niew Hip Stilen. Een mengeling van jazz punk, neppop, compositie en improvisatie, computergegenereerde noten en teksten, prefab ritmetracks and please, please kiss me my Opel Kadett. Met NHS speelden we op alle pop- en jazzpodia en op festivals, zelfs op North Sea Jazz. We waren hip... what’s in a name.
Drie cassettes, een single en een elpee hebben we uitgegeven. In 1984 dreigde men het hele Quarantaine complex te slopen. Jan Willem en Rutger verhuisden naar Rotterdam-Noord. Op het podium stonden we steeds minder, wel maakte NHS nog steeds muziek voor dans-, theater- en filmprodukties. Lowieke en Niel verhuizen i.v.m. de sloopdreiging naar Zuidwijk. Ik blijf op het QI terrein wonen. We wisselen elkaar af als ouder, de ander werkt dan in Heijplaat.
Spritsen, bokkepootjes, kaakjes, moorkoppen
Niew Hip Stilen lost langszaam op: Rutger speelt veel in andere bands. JW componeert. Ik train voor danser, speel weer veel rare percussie. Speel 40 voorstellingen met Ants in the Dark, een dansvoorstelling van Angelika Oei (als danser, decorontwerper en muzikant). Ik onderhoud het terrein, mijn huis, tuin, studio. Er zijn uiteindelijk drie panden gesloopt. Maar de rest blijft dan voorlopig staan. In 1986 word in Zuidwijk onze dochter Hanna geboren. Voor haar ben ik de wettelijke ‘moeder’ en Lowieke haar wettelijke ‘vader’. Werk en zorg blijven we afwisselen. In de zomer van 1987 verhuizen Lowieke en de kinderen terug naar Heijplaat. De sloop lijkt van de baan. We wonen nu in aparte huizen naast elkaar. Hanna bij mij, Niel bij Lowieke. Naast huisvader zijn speel ik in Zuperzinc (een big ‘pop’ band) percussie en ik zing. Ik schrijf dialoog voor Monas Plen, een speelfilm van lneke Smits. Speel een hoofdrol en produceer samen met Rutger de muziek en het geluid. Ik schrijf liedteksten voor Verhalen van de Boze Heks, een animatieserie van Didi Hoving voor VPRO/Neon TV. Vanaf dan ga ik steeds meer geluid (en muziek) voor film en tv doen. Voornamelijk in de afwerking: monteren, geluidseffecten, gerauschmachen. Het maken van eigen werk begint ook weer terug te komen. Ik maak beelden en installaties (met en zonder geluid). Maar de muziek blijft, na Zzinc ontstaat Heren Mazou met o.a. Piet Legerstee (vroeger Willy Nilly, gitarist in Zzinc) en Chris den Boer. Eciectische muziek (raga’s, gedichten, gitaartrio’s, veel percussie en drums, harmonium, dwarsfluit). De Heren maken een aantal voorstellingen waarbij beeld (projektie, decor, uitgaves) belangrijk is. Filmgeluid en kunst nemen bij mij echter steeds meer de overhand. De heren gaan zonder mij door. Ik doe nog wel solo muziekperformances. Percussie à la BAM en NHS, texten, clicktracks, dia’s. En ik maak installaties en soundscapes. Ik richt het bedrijf Ql Studios AV op. Een professionele studio voor geluidsopnames en nabewerking. Ik doe geluid voor een aantal speelfilms, documentaires, kunstprodukties en ook een hoorspel: The Spirit of the Pioneer van Jeroen Stout voor de NPS. We winnen hiermee in 2006 de Prix de Rome Radio. Naast het knip- en plakwerk van geluidsfragmenten is het fijn ook zo af en toe iets te bouwen: Ik werk als decorbouwer, modelmaker mee aan diverse produkties.
Nieuwe koekjes bakken
In 2003 organiseert Lowieke Duran een buitenexpositie op het Quarantaineterrein: QI Kunsteiland. 40 kunstenaars leverden hun bijdrage. Ik maakte deel uit van het organisatieteam: afdeling bouw, onderhoud en afbouw. En ik organiseerde de speciale weekenden met muziek, bewegend beeld en performance. Van muziek maken komt niet veel, ik speel drums en gitaar om het niet te verleren, en het maken van eigen werk staat op de waakvlam. M’n geluidswerk draait wel gewoon door. Voor het geld, want onze dochter gaat studeren en woont zelfstandig. In oktober 2004 start Lowieke een nieuw projekt: FollyDOCK. In drie fases: een ontwerpwedstijd, een tentoonstelling in het NAi en een buitenexpositie in en om het dorp Heijplaat. Ik ben binnen de organisatie werkzaam als respectievelijk expositiebegeleider, bouwopzichter, lokatiemanager en chef afbouw. Het is nu april 2008. Het projekt is bijna afgerond. Het hoofd weer leeg. Er is weer plaats voor nieuwe dingen. Wat nu?
– Maarten van Gent, Rotterdam april 2008