Teringherrie
Ik zag de Rondos voor het eerst in de Rotterdamse binnenstad. Ze speelden in een ouderwetse houten muziektent vlak bij wat toen de Berenkuil heette. Na een paar nummers stapte een zooitje politie het podium op om de stekker eruit te trekken. Einde optreden, of was het misschien alleen maar een korte onderbreking? Hier speelt mijn geheugen me parten. Zo’n veertig optredens later trokken de Rondos zelf de stekker uit het stopcontact en hielden ze het voor gezien. Ze voelden zich vooral teleurgesteld in de punkbeweging die ze zelf voor een deel hadden vorm gegeven en twijfelden of (punk)muziek nog wel het juiste medium was om radicale ideeën uit te dragen. De tweede keer zag ik de Rondos samen met de Railbirds in de Quibus, een café in Schiedam met allemaal vogelkooitjes en oude muziekinstrumenten aan de muur. De Rondos hadden zelf de publiciteit voor het optreden ter hand genomen en met rode en zwarte viltstiften een hele reeks unieke affiesjes getekend. Het Rondos logo was er al en bestond uit een half cirkeltje onder en boven het woord RONDOS. Ook kan ik me nog Russians are coming met de wenkbrauwen van Breznev herinneren op een van die posters. Voor iedereen die het nog niet weet: een rondo is een ronde ongeveer 2 centimeter dikke koek van ongeveer 6 centimeter doorsnede, gevuld met echte amandelspijs als je geluk hebt. In het begin was er ook de nogal oudbakken Engelse slogan Rondos rule OK.
Ik woonde in die tijd in het Oude Westen in de Coolsedwarstraat, een oude buurt vlakbij het Centraal Station, waar je goedkoop kon wonen en goedkoop heroïne kon kopen. Vanaf mijn middelbare schooltijd was ik een dwarsligger. Ik was toen in de weer met het maken van een illegale linkse scholierenkrant met de naam Spuit 11. Illegaal want de direktie mocht beslist niet te weten komen dat mijn vriend Ted en ik meewerkten aan Spuit 11 en allerlei ophitsende stukjes schreven over fascistoïde leraren en aanverwante artikelen op onze brave katholieke school. Ik had moeite met autoriteit, vooral als die nergens op gestoeld was. Ook had ik al heel vroeg het idee, dat de maatschappij verkeerd in mekaar stak en dat vooral jonge mensen konstant in de maling genomen en aan het lijntje gehouden werden.
Na school heb ik een paar jaar geschiedenis gestudeerd in Utrecht zonder daar te wonen en zonder al teveel enthousiasme. Ik wilde geen studeerkamergeleerde worden en alles maar uit boekjes halen. Ik vond het belangrijker om iets te doen aan het klote systeem en wilde me aansluiten bij een echte revolutionaire beweging. Dat werd de Kommunistiese Eenheidsbeweging Nederland (marxisties-leninisties). Dat liep helemaal fout, maar ja wist ik veel. Ik was pas 18 en het wekelijks orgaan De Rode Tribune zag er prachtig uit met die koppen van Marx, Lenin en Mao. Mijn leven veranderde in een grote vergadering. In scholingsgroepjes moesten kandidaatleden zoals ik teksten van Mao bestuderen. Na een jaar was ik helemaal dolgedraaid. Dit was niet waar ik naar op zoek was. Dit was voornamelijk een therapeutisch experiment voor uit Brabant geïmporteerde studenten en leraren. Samen met mijn vriend Ted stapte ik eruit. Ik had mijn leven terug, maar was wel een paar illusies armer.
Ik had opeens zeeën van tijd (geen studie, geen vergaderingen) en leefde van een uitkering. De Sociale Dienst deed niet al te moeilijk. Er was massale werkeloosheid en leuke baantjes waren dun gezaaid. En toen kwam punk langs. Johannes, die wat later in de Rondos zou gaan zingen. had platen uit Londen meegebracht die hij na afloop van onze vergaderingen draaide. Live at the Roxy, The Ramones, The Damned... De eerste keer dat ik de Ramones hoorde vond ik het ongelofelijke teringherrie, alsof je in een houtzagerij stond. Tot dat moment had ik voornamelijk naar ‘moeilijke muziek’ geluisterd. Zappa, Captain Beefhart en ook wel naar David Bowie en Lou Reed, die achteraf als protopunk werden beschouwd. Punk was wel effe anders. Geen eindeloos gepiel op een gitaar, maar echt een muzikale klap in je smoel. Terug naar de oerbron, naar wat rock altijd zou moeten zijn: hard, opwindend en direct. Muziek met de energie van ouwerwetse rock & roll en teksten waar je je in kon vinden over uitzichtloosheid, monotonie, verveling vervreemding, over vermolmde instituten zoals kerk, koningin en het leger. Maar niet alleen de muziek was een commentaar op de maatschappij, hetzelfde gold voor de kleding. De kleding was je reinste anti-mode, deconstructivisme van de bovenste plank. Gescheurd, gerafeld, binnenstebuiten, met veiligheidsspelden bijelkaar gehouden, bijelkaar geraapt, wegwerp, een rechtstreekse aanval op de goede smaak en het burgerlijk fatsoen. Een leuke bijkomstigheid was: je kon je moeder er mee de kast opjagen. Punk was een grote provocatie, een verademing. Punk was overal, niet alleen meer in London en New York. Het waaide over naar het continent, ons kikkerland en opeens had je ook punks in een duffe werkstad zoals Rotterdam en de beweging groeide hier als kool mede door de Rondos, Kaasee en een blad als Raket.
Lantaren Venster haalde als eerste concertzaal punkbands naar Rotterdam. Ik kan me nog herinneren dat ik affiesjes heb aangeplakt voor de Sex Pistols en de Ramones, zonder te weten dat het hier om bands ging die een volkomen nieuw geluid brachten. Het jongerencentrum Eksit in de Eendrachtstraat volgde in de voetsporen en een stroom van voornamelijk Engelse en Amerikaanse bands gaven meer of minder legendarische optredens. In hun ijver om top-acts te boeken werd het nieuwe lokale talent maar al te vaak geheel over het hoofd gezien. Elke week ging ik wel naar een van deze podia en ik heb heel wat buitenlandse acts gezien. Niet de Sex Pistols, maar wel Wire, de Buzzcocks, de Gang of Four, de Fall, Joy Division. Wire had een eigen lichtshow van witte TL’s en weigerde consequent voor jukebox te spelen (verzoeken uit het publiek om Mr Suit en 12XU te spelen van het Live at the Roxy album werden straal genegeerd). Zo’n houding dwong respect af. We waren vaak te vinden in Eksit, maar toch was het niet onze eigen stek. Dat werd Kaasee, een oude keet aan de Gordelweg. Een jongerencentrum met subsidie en een heuse jongerenwerker. Mijn vriend Ted werkte er ook en had samen met Huub, de zanger van Willy Nilly (wat toen als een New Wave band geclassificeerd werd), een zomerprogramma van Nederlandse bands zoals de New Adventures georganiseerd, in een laatste poging om nieuw publiek te trekken want het oude Kaasee publiek was niet meeverhuisd naar de nieuwe lokatie. Een groepje punks, waaronder ik, zagen onze kans schoon en besloten ons aan te melden als vrijwilligers. We draaiden bardiensten, verkochten kaartjes aan de deur tijdens optreden en draaiden plaatjes, onze eigen muziek. En het liep als een trein. Zelfs uit Utreg en Den Haag kwamen punks voor een avondje Kaasee. Ze voelden zich er thuis, speelden zelf ook in bands en vroegen of ze ook een keertje op ons podium mochten staan. In het begin konden we vaak niet veel betalen, later werd het wat beter en dan kwamen ze gewoon nog een keertje spelen. In het begin was de sfeer uitstekend en de eensgezindheid groot. Etters die de pret wilden bederven werden er gelijk uitgegooid. Dat gold b.v. voor de Mollesters uit Den Haag die een avondje langskwamen en nazi-achtige armbandjes droegen met een grote letter M. Of voor Marinus, een beruchte neo-nazi uit Amsterdam die kwam aanwippen tijdens Rock Against Religion en er door ons uitgezet werd.
Ondertussen kwam ik steeds vaker over de vloer bij de Rondos, die inmiddels een reusachtig kantoorpand hadden betrokken aan de 2e IJzerstraat No. 2 in Delfshaven.
Tijdens een van die eerste bezoeken vertelden ze me dat ze een muurkrant wilde uitgeven waar iedereen z’n punk-ei in kwijt kon. Dat werd het blad Raket, waarvan de eerste drie nummers werden geoffset en aangeplakt in de binnenstad. Daarna hebben we (ik woonde toen al in huis) het blad gestencild met af en toe gedrukte affiesjes, kaarten, buttons en dergelijke.
Ik raakte bevriend met de andere Rondos (Johannes, de zanger, kende ik al) en toen Maarten de Rondos verliet vroegen ze mij of ik ook deel uit wou maken van hun woon- en werkgroep. Ik denk dat ze mij wel okee vonden. Ik was ‘politiek bewust’ zoals men dat toen noemde en was een van de initiatiefnemers van Kaasee, Rotterdams enige echte punktent (van, voor en door punks om nog eens wat jargon van die tijd te gebruiken) en een van de bedenkers van Rock Against Religion, het legendarische provocerende anti-kerstfestijn met een optreden van Jules Deelder en zeven bands. Drie van de vier Rondos woonden in de 2de IJzerstraat No. 2. Frank, de bassist woonde nog thuis bij zijn ouders. Verder woonden er nog Saskia, die het geluid deed voor de band en Piet, een schilder en fotograaf, die veel foto’s maakte van optredens van de Rondos en ook andere bands. Daarnaast schilderde hij enorm grote abstracte kunstwerken waarvoor hij oude dekzeilen van vrachtwagens gebruikte en waar hij ook stukken hout in verwerkte.
In Huize Schoonderloo werkte ik mee aan het redigeren en produceren van het blad Raket en aan latere boekwerken zoals Ze zijn er weer, Rood Rotterdam in de jaren ’30 en de bekende Red Rat strips. Daarnaast speelde ik op een Blauwe Maandag ook nog in een band genaamd Rode Wig, een van de drie bands die door de Rondos op sleeptouw werden genomen en deel uit maakten van een muzikale coalitie met de naam Red Rock.
Maar laat ik niet al te ver vooruit lopen. Terug naar de Rondos...
Het was de Rondos menens. Ze leenden geld om een installatie en instrumenten te kopen en tijdens de schoolvakantie werd er driftig geoefend op een eigen repertoire. Kees Isings, de bassist van het eerste uur, werd zonder pardon de band uitgeflikkerd toen bleek dat hij liever bij z’n vriendinnetje zat dan in de oefenruimte.
De Rondos ontwikkelden zich razendsnel van coverband tot een hechte eenheid met alleen maar eigen nummers op een bekende jaren 60tig Trini Lopez song If I had a Hammer (... and you had a Sickle — in de versie van de Rondos wel te verstaan) na.
Ook de songteksten veranderden snel. Kolderieke teksten over King Kong’s apelul ruimden het veld voor serieuzere teksten over fascisme, vivisectie en een uitdaging aan iedereen om partij te kiezen mocht het er echt om gaan spannen (Which side will you be on?). Ook de kleding veranderde overeenkomstig. Van een individuele casual look (ik kan me Johannes nog herinneren in een John Travolta t-shirt, waarbij de filmster’s ogen afgeplakt waren met een klein zwart balkje en zelfs een Feyenoord-shirt tijdens een optreden in Buurthuis Sarto, hoe toepasselijk, op Rotterdam-Zuid) naar een groepsuniform van grauwe leger- en werkkleding met op het hart een rode driehoek (die later ook terug kwam op de hoes van de enige langspeelplaat van de groep) die was ontleend aan een systeem van de nazies om hun politieke gevangenen in de concentratiekampen te catalogiseren. Vanaf het begin af aan heeft de band gewerkt met vlaggen (eerst de Nederlandse vlag met een gele hamer en sikkel in het rode veld, vervolgens een op-art hamer en sikkel en ook de rode driehoek) en beschilderd canvas in de achtergrond om duidelijk te maken waar hun sympathie lag. Ze hadden hun eigen versterkers en PA en Saskia deed het geluid. Lichtshows en rookgordijnen waren taboe. De TL’s bleven aan op het podium onder het motto What you see is what you get. Het instrumentarium was op z’n eenvoudigst: bas/gitaar/drums en zang. En toen Maarten van Gent de band verliet, was het ook afgelopen met de effektpedalen om de gitaarsound te vervormen. Het geluid van de Rondos was droog en kraakhelder, de zang staccato, een beetje hees, maar toch met de nodige emotie. De sound werd na het vertrek van Maarten kaler, hoekiger, verder uitgekleed. Punkbands van het eerste uur stonden allang niet meer model, maar er werd gekozen voor een avontuurlijker geluid en het engagement van nieuwere acts als Crass en de Gang of Four. In het begin was een optreden nog een ontlading van energie en werd er veel gepogo’d, later werd het wat ingetogener en luisterde en keek het publiek wat meer. De zanger stond niet meer te springen, maar stond met z’n handen in z’n zakken of balde z’n vuist. Het werd misschien ook wat meer preken voor eigen parochie. Voor en na optredens kon het publiek het blad Raket, singletjes, buttons, ansichtkaarten, strips en andere uitgaven kopen. De anti-establishment boodschap was er vanaf het begin, maar kwam steeds meer centraal te staan. De Rondos waren duidelijk anders dan de gemiddelde punkband die over bier of meisjes zongen. Ze wilden hun publiek wakker schudden, kwaadmaken en aansporen om toch godverdomme eindelijk ook iets te doen, en vooral zelf iets te doen en niet te wachten tot anderen het voor je gaan doen.
Punk moest iets meer zijn dan een avondje uit met biergooien en spugen naar bands Punk moest gevaarlijk en opwindend zijn. Daarmee verbonden was ook dat de band niet alleen maar een beetje voor de lol wilde spelen, maar liever voor de goede zaak. Bijvoorbeeld om geld in te zamelen voor de stakende havenarbeiders op het Doelenplein in Rotterdam en later in Kaasee aan de Gordelweg. Ook waren ze een van de eerste bands met een eigen label King Kong Records en experimenteerden ze met wat nu low-fi heet (alle 3 singles werd opgenomen in de eigen oefenruimte, een ondergrondse bunker, op een tweesporen bandrecorder). Dit alles om te laten zien dat je als band niet afhankelijk bent van de grote platenbazen of peperdure studio’s, maar dat je zelf aan de slag kan en dat je liedjes niet perfect hoeven te klinken. Een live geluid, rauw, ongepolijst en misschien met de nodige ruis werd verkozen boven overgeproduceerde, perfect uitgebalanceerde studio opnames. Deze recht voor z’n raap methode werd al snel overgenomen door andere bands. Bands, zoals The Ex volgden het voorbeeld en brengen 30 jaar later nog steeds muziek uit in eigen beheer. De Rondos deden bepaald niet moelijk of geheimzinnig over zelf plaatjes maken. Ze waren bereid om al de opgedane ervaringen en kennis te delen. Wim heeft er zelfs een bijlage over gemaakt voor het blad Raket. Hij wist waar je vinyl en floppies kon laten persen, waar je hoezen kon laten bedrukken en hoe je het eindproduct kon verspreiden. En, verdomd als het niet waar is, ook Wim doet dat nog steeds volgens de oude beproefde methode met zijn band De Kift.
Ik wil nu iets meer vertellen over het wonen en werken in Huize Schoonderloo. We hielden er een echte Rotterdamse werkethiek op na. “Niet lullen maar poetsen”, “geen woorden maar daden”, het was allemaal van toepassing. Veel van wat we deden, deden we voor het eerst. We waren groentjes! We wisten vaak van toeten noch blazen (letterlijk, ik kon geen noot spelen, maar begon toch een band), maar het weerhield ons niet. Integendeel! Het moest en zou lukken en verdomd het lukte nog ook. Ideeën hield je niet voor je, maar sprak je uit. En als iedereen dat doet dan werkt dat heel inspirerend. Zelden of nooit werd iets afgekamd of neergesabeld. Iedereen dacht met je mee en omgekeerd. De eensgezindheid was groot en zolang het goed ging, ging het dan ook heel erg goed. De muziek was de spil en alle andere aktiviteiten en projecten vloeiden daar, vaak heel vanzelfsprekend, uit voort — Raket omdat we vonden dat de nieuwe golf een spreekbuis nodig had, Stichting Rotterdamse Oefenruimte Stroef omdat er een schrijnend te kort was aan betaalbare oefenruimtes, en de steun aan een podium zoals Kaasee (vooral bij het benefiet voor de havenstakers en Rock Against Religion) omdat gevestigde podia aanstormend talent niet echt een kans wilden geven. We probeerden de nieuwe beweging van een infrastruktuur te voorzien.
In het begin hielden we het heel erg breed en was er van alles en nog wat mogelijk. De eerste nummers van Raket, de Geis strips en het boekje van KK Dubio Juliana Ja Beatrix Nee zijn daar goede voorbeelden van. Later werd het serieuzer en werd ‘onze productie’ meer gedikteerd door de omstandigheden (staatsterreur en neo-nazies) en door een, dat zeg ik nu, nogal losse ideologische cocktail die communistische, anarchistische, dadaïstische en ‘doe het vooral zelf’ ingrediënten bevatte.
Veel van wat we produceerden had iets onafs maar bovenal iets eigens. Niet mooi, wel goed. We hielden wel van die grofkorrelige rasters. Het was goed om dingen op te blazen, uit te vergroten, verbanden te leggen die misschien niet voor de hand lagen. De jodenvervolging met de vervolging van krakers, fascisme met de ME, onze vorstin met der führer.
We hadden niks te verbergen. Iedereen kon zien hoe we te werk gingen, het was niet moeilijk, het was niet virtuoos, het waren geen technische hoogstandjes. Het was een uitdaging aan anderen: wat wij kunnen, kunnen jullie ook en misschien nog wel veel beter. Blijf niet op je reet zitten, stroop je mouwen op. Je hebt geen dure vierkleurenpers of dure geluidsstudio nodig om een blaadje of een plaatje te maken. We bereikten heel veel met heel erg weinig. We waren altijd uit op een maximum effect met een minimum aan middelen. We stencilden het blad Raket, net als het verzet in de oorlog, trokken de stad in gewapend met sjablonen, spuitbussen en viltstiften, we kopieerden (wat toen nog vrij nieuw was), we zeefdrukten, we ontdekten Foto Trio in het Oude Noorden, dat prachtige aanzichtkaarten voor ons afdrukte (Echte Foto stond er op de achterkant), we ontdekten de wereld van de kantoorartikelen (prachtige enveloppen, loonzakjes...) met dank aan Timmermans op de Coolsingel, we stempelden er lustig op los, buttons kon je laten maken in Brixton/London en floppies, van die kleine plestik doorzichtige plaatjes, welbekend van Readers Digest, kon je zowaar zelfs in Rotterdam laten persen bij Sonopress. We grepen terug op oude beproefde middelen uit de tijd van Dada (en dan vooral Dada Berlijn — waar kunstbroeders zoals George Grosz met z’n graffiti-achtige tekeningen het ware gezicht van de heersende klasse toonden en John Heartfield met z’n bekende fotomontages de Duitsers al in de jaren 20 waarschuwde voor Hitler’s nationaal-socialistische beweging), we knipten en plakten dat het een aard had. We probeerden ook te waarschuwen. Het fascisme was niet verslagen, het was van gedaante veranderd. Op dat aambeeld hamerden we in ons knip-en-plak werkboek Ze zijn er weer. Het was onze kijk op een systeem dat vooral uit was op totale controle en zonodig het uitschakelen van verzet.
In het begin was het misschien alleen maar leuk en gemakkelijk om bijelkaar te gaan wonen. Als je toch al de hele dag met elkaar optrekt en met van alles en nog wat bezig bent dan is het erg handig als je ’s avonds niet naar huis hoeft te gaan en ’s ochtends gelijk weer aan de slag kunt. Later kreeg de woon- en werkgroep wat meer een politiek karakter. Waarom zou het gezin de norm moeten zijn. Wij wilden laten zien dat je ook anders kon leven. Dat je samen sterker staat en een hele hoop voor elkaar kan krijgen en dat je leven niet gedikteerd hoeft te worden door de prikklok, de disco en 14 dagen Benidorm. Het woord commune hebben we nooit gebruikt. Dat zat een beetje te veel in de hippiesfeer van perzische tapijten, hashiesh roken en vrije sex. We hadden ons pand in bruikleen gekregen van het Grondbedrijf voor de vorstelijke som van ƒ 250,00 per maand. Dat was een prikkie voor een pand met een stuk of twaalf kamers, waarvan sommige zeer ruim bemeten waren. Naast de slaapkamers waren er een doka, een ondergrondse oefenruimte, een werkplaats, een kantoor en een drukkerij. In het begin moesten we ons behelpen met een stencilmachine en een zogenaamd inbrandapparaat (een machine die originelen kon lezen en inbranden op een stencil). Het blad Raket werd bijna in z’n geheel gestencild. Later schaften we met een subsidie van het Prins Bernhard Fonds een kantoor-offsetmachine aan, waarmee we een aantal Red Rat strips gedrukt hebben.
Maar er werd niet alleen hard gewerkt. We leefden ons uit in allerlei hobbies. Zo was er een beestenhok. Johannes begon met boomkikkertjes en al gauw was het hek van de dam. We hadden aquariums, terrariums en iets wat er tussen in zat. We hadden kwartels, waterschildpadjes, kikkers, padden, skinken, gekko’s en zelfs kameleons. Ik kan me zelfs nog herinneren dat mevrouw de kameleon babykameleons had gekregen, die we wanhopig met fruitvliegjes in leven probeerden te houden, wat jammer genoeg niet lukte. Ook raceten er geregeld vijf katten door de gangen, waarvan sommigen elkaar niet konden luchten of zien.
Elke week stopten we ƒ 75,00 in de etenspot en daar konden we goed van eten. Er werd driftig op los geëxperimenteerd, zonder recepten van celebrity chefs, maar er waren ook maaltijden die tot het vaste repertoire behoorden: tomatensoep, champignonnensoep en taarten van Saskia en voor bij de teevee boterhammetjes met kaas uit de oven. We gingen wekelijks, vaste prik, lopend naar de rommelmarkt, de boekenmarkt en de grote markt. Ik kan me de aantekening ‘mart’ in de grote agenda in het kantoor nog herinneren. Het luchtspoor was er nog. Treinen denderden over je hoofd, terwijl je eten insloeg voor de hele week. Alles wat onbekend was werd uitgeprobeerd. Snoek, snoekbaars, congeraal. Mijn smaak ontwikkelde zich. We storten ons vol overgave op het koken van allerlei lekkernijen. We haalden exotische ingrediënten uit allerlei toko’s, Marokkaanse slagers, Surinaamse winkeltjes op de Kruiskade en van de Grote Markt. We raakten geïnspireerd op onze vakanties in Lissabon, Baskenland, Frankrijk en Italië. Koken was geen opgave, het was een feest en gasten prikten vaak een vorkje mee. Niet alleen werd het eten steeds gevarieerder, het werd ook steeds gezonder. Hamburgers, patat en cola verdwenen van het menu en er werd steeds vaker bij Zonnemaire, een natuurvoedingszaak op de de Middellandstraat, ingeslagen.
We verzamelden natuurgidsen uit de jaren 20/30 over natuur in Nederland. Niet echt dat je zegt punk. Maar ik denk dat we wat dat betreft maling hadden aan voorgeschreven regels van hoe je erbij hoorde te lopen als punk zijnde en welke muziek je goed moest vinden. We waren eerder trendsetters dan trendvolgers. Dure leren jacks met ritsen, bondage broeken, t-shirts van bekende Engelse punkbands, de Kings Road, boetiekjes in ons land die inhaakten op de punkgolf, het deed ons niet zoveel. Wij scharrelden onze outfit bijelkaar op de rommelmarkt, in de dumpzaken op Rotterdam Zuid, Schiedam of Portobello Road in Notting Hill of in zaken waar werkkleding werd verkocht voor de eerlijke arbeider. Legerkleding, camouflage broeken, kisten met stalen neuzen en later ribfluwelen broeken met Doc’s en slobbertruien, o.a. gebreid door mijn moeder. We waren sober en ingetogen in vergelijking met sommige stamgenoten met hanekammen in alle kleuren van de regenboog.
En dan nog zoiets... ook niet bepaald punk. We hielden ons huis netjes aan kant. Elke maandag werd er gesopt, gedweild en geschrobd. Daarna trakteerden we onszelf op patat, hamburgers, sateetjes en limonade bij de snackbar om de hoek. We leiden een geregeld leven, zonder grote uitspattingen die gebruikelijk met punk worden geassocieerd. Af en toe was het flink aanpoten, zo zeer zelfs, dat je soms helemaal de kluts kwijt was en op zondagmorgen (in die tijd werd de koopwoede nog een beetje ingedamd, hoewel daar christelijkle overwegingen aan te grondslag lagen) met je boodschappentas voor de dichte deur van Aad Stok, de groenteman in de Dirck Hoffstraat stond. Saai was het niet. Er gebeurde genoeg. We hadden af en toe het gevoel dat we ons in het epicentrum van de punkbeweging bevonden. En toch merkten we ook dat onze aksies sterke reacties opriepen.
Elke ochtend lag er een flinke stapel post op de deurmat. Met elk nummer werd Raket dikker en de oplage hoger. Het werd een steeds grotere klus om al die paginaas te stencillen. Gelukkig kregen we ook steeds meer hulp uit het land om het blad te vergaren en te nieten. Niet alle reacties op wat we deden en schreven waren even positief. We hadden ons positief uit gelaten over een land als China. Ook gebruikten we de hamer en sikkel en andere emblemen uit de Russische Revolutie als symbolen voor ons verzet. Dat lag niet altijd even lekker bij de lezers en lokte soms felle reacties uit. Bij sommigen gingen de stekels overeind staan en ook wij zetten ons schrap en groeven ons in. Ik heb het geweten. Jaren later werd ik op straat nog uitgescholden voor vuile vieze kankerkommunist door mensen die in het begin bij ons over de vloer kwamen. Waren we dan kommunisten? Ja en nee. Zelf was ik bekend met de ideologie, maar had ik weinig op met al die kleine kringetjes en klubjes die er alleen maar op uit waren om zieltjes winnen. En de ‘grote CPN’ die kon ik al helemaal niet luchten of zien, zeker niet nadat een CPN’er, voorzitter van de deelgemeente, ons prachtige pand wilde slopen. Erg dogmatisch/bijbelvast of hard in de leer waren we zeer zekers niet. We dreunden geen citaten van Marx, Lenin of Mao op tijdens optredens (lees de teksten aan de binnenzijde van Red Attack er maar op na), we zwaaiden ook niet met rode vlaggen. Wat was het dan wel? Ik denk dat we geïnteressseerd waren in Rusland en China omdat we dachten (of de illusie hadden) dat het in deze landen het volk aan de macht gekomen was, weliswaar onder leiding van een partij.
Inspirerende voorbeelden in het groot voor wat wij op kleinere schaal probeerden te bereiken. Wat dat was? Misschien meer controle over je eigen leven en iets doen waar je de zin en de noodzaak van in ziet. We wilden iedereen duidelijk maken wat ons duidelijk was geworden: n.l. dat de maatschappij niet deugt en dat je niet bij de pakken neer hoeft te zitten.
Punk is verzet stond er op een van onze buttons. In het begin waren er de bands uit Londen en New York, de eerste ep’s en lp’s, de collage-achtige hoezen van Jamie Reid voor de Sex Pistols, de zwart/wit hoesjes van de eerste singletjes van Alternative TV en de Buzzcocks. Maar wat punk nog meer was behalve muziek, kleding en attitude dat wisten we niet. Punk kwam, gelukkig, niet met een handleiding. Punk was voor ons een groot leeg wit doek, waarop we ons konden uitleven. We injecteerden punk met een flinke dosis politiek. We maakten van de muziek een voertuig voor ideeën en idealen. Dat werd ons kwalijk genomen. Zo snel als de beweging in Rotterdam groeide zo snel verlepte het ook. Geweld, alcohol en drugs namen de overhand. De scene trok allerlei jongeren aan om de verkeerde redenen. Lees de laatste nummers van Raket er maar op na. Als band waren de Rondos meegegroeid met de beweging. De teloorgang van punk was reden genoeg om te stoppen.
Tja, nu zijn we 30 jaar verder. Zonder uitvoerig over mijn leven uit te wijden, wil ik toch wel zeggen dat die tijd van grote invloed is geweest. Eten maken voor anderen is begonnen bij Raket. Nu ben ik kok in een Italiaans restaurant in Wellington in Nieuw-Zeeland. Ik ben nog steeds actief in een actiegroep tegen sloop van de vele prachtige oude panden die onze straat telt. En hebben we toedertijd ook niet de sloop van ons huis Huize Schoonderloo weten te verhinderen. Maar om nou te zeggen dat ik nog steeds uit m’n dak ga van de Pistols of de Damned... Nee, eerlijk gezegd niet...
– Rien Faber, Nieuw Zeeland 6 maart 2009